Zuid-Afrika: Van Johannesburg naar St. Lucia en weer terug

We vliegen met - het voor ons onbekende - Afriqiyah Airways uit Libië via Tripoli naar Johannesburg. Slechts een aantal weken later zou deze maatschappij wereldnieuws worden door de crash bij Tripoli, waarbij tientallen doden vielen.



Tambo International Airport, ruim en modern, staat al helemaal in het teken van het WK, dat over een aantal maanden gaat beginnen: overal hangen spandoeken en reclameborden waarin voetbal een hoofdrol speelt. Na enig zoeken vinden we het autoverhuurbedrijf, gooien onze bagage achterin de gereedstaande auto en gaan op weg. Aanvankelijk ietwat gespannen: het is al lang geleden dat we aan de linkerkant van de weg hebben gereden. De bediening van de auto is in spiegelbeeld vergeleken met die in Nederland. Het gebeurt het eerste uur dan ook regelmatig dat we richting aan willen geven en de ruitenwissers aanzetten! Gelukkig zijn de pedalen wel zoals bij ons! 

Als we het stedelijke gebied rondom Johannesburg hebben verlaten, rijden we eerst langs gras- en maïsvelden in een licht glooiende omgeving.



Koeien en geiten scharrelen langs de kant van de weg. We zien velden met suikerriet en uitgestrekte ananasplantages. Er lopen veel mensen langs de kant van de weg, soms steken ze snel over. We zien vrouwen in kleurige jurken lopen, met van alles en nog wat op het hoofd. Andere vrouwen zitten in kleine groepjes in het gras met koopwaar. Er lopen kinderen in schooluniform, in diverse verschillende kleurcombinaties. Af en toe passeert een tegemoetkomende fietser rakelings de auto. We rijden via Middelburg naar Ermelo, erg apart om die bekende plaatsnamen hier te zien! 



De weg is op sommige plekken in erbarmelijke conditie, er zijn diepe kuilen (‘potholes’) die we slalommend proberen te vermijden. We zien een aantal kleine meertjes, deels drooggevallen, met tientallen lichtroze flamingo’s die staan te soezen in de warme ochtendzon. We rijden door Piet Retief, en onder Swaziland langs. Piet Retief is een levendig stadje met huizen van rode bakstenen, waar auto’s kriskras door de wegen boordevol gaten rijden. Schoolmeisjes lopen dansend over de stoep. Er zijn markten met allerlei soorten fruit op keurige stapeltjes. Er worden geschilde ananassen op stokjes verkocht, als reuzenijslolly’s. Winkels zijn vaak slechts vierkante, betonnen dozen, zonder ramen. 

Het landschap wordt ruiger, met hoge, dichtbegroeide heuvels in de verte. Langs de kant van de weg staan struiken, maar ook lage bomen met karakteristiek, afgeplat bladerdak. Er zijn veel aangelegde bossen, bestaande uit kaarsrechte dunne boompjes. We zien de boomstammetjes later vaak terug, in enorme stapels langs de weg, achter op grote vrachtwagens (‘timber’) en op treinwagons. In de heuvels liggen diverse dorpen met traditioneel gebouwde, ronde hutjes met rieten dak. Magere kippen proberen wat eten bij elkaar te scharrelen op de kale zandgrond. Ook staan er kleine donkere, vierkante huizen met slechts een enkel raam er in. In andere dorpen staan er barakachtige huizen, als soldaten in het gelid, tegen de heuvels geplakt.

We rijden via Mtubatuba naar St. Lucia. Tot nu toe hebben we nog helemaal geen wild gezien, alleen maar vogels, tot teleurstelling van de kinderen. Als we verkeersborden zien met waarschuwingen voor olifanten en nijlpaarden wordt het reizen echter meteen een stuk spannender! Langs de kant van de weg zien we een kleine grijze aap. Onze eenvoudige, doch zeer aangename accommodatie in St. Lucia ligt temidden van restaurants en hotels met wel veel sterren. Wij hebben fantastisch uitzicht op een enorme, boomrijke tuin, die grenst aan een rivierachtige uitloop van Lake St. Lucia. 



Achterin de tuin is een bord aan een boom gespijkerd: uitkijken voor nijlpaarden en krokodillen! Binnen zijn er gekko’s, die ondersteboven over het plafond of tegen de bakstenen muren op lopen. De hoofdstraat van St. Lucia, MacKenzie Street, was vroeger een pad waarover de nijlpaarden liepen. 



En nog steeds zijn ze ’s nachts op de grasvelden in de rustiger straten te vinden. Al de eerste avond zien wij twee nijlpaarden in onze eigen achtertuin, rustig aan het grazen. Geweldig om die grijze kolossen met hun roze buik en bek te zien. Enig respect is wel op zijn plaats: ze zijn levensgevaarlijk! Ooit ben ik – in Oeganda – door een nijlpaard achterna gezeten omdat ik veel te dichtbij kwam. De schrik zit me nog altijd in de benen.

De volgende dag gaan we met een boot het meer op voor een ‘hippo and croc-tour’. Het is schitterend weer, en het is dan ook erg aangenaam op het water. De oevers zijn begroeid met struikgewas, lage bomen en veel rietstengels. In het riet zien we tientallen nesten van wevervogels hangen, als kerstballen in de boom. Een grote Goliath reiger kijkt ons met opengesperde snavel aan. 
Af en toe steekt een enkel nijlpaard zijn kop boven water, om na een paar seconden borrelend weer te verdwijnen. We zien diverse groepen nijlpaarden (of zijn het kuddes?), dicht opeengepakt en voor het grootste deel onder water. Een enkel exemplaar gaapt, en legt daarna glimlachend zijn kop op de rug van een ander. 



In een boom aan de oever zit een Afrikaanse visarend, met witte kop en donkerbruin lijf. Een ijsvogel zit op een takje van een struik, een felblauw vlekje in de grijze tinten van de omgeving. We hebben een paar krokodillen gezien, schijnbaar aan het dutten, met de lange bek wijdopen. Hun tanden blikkeren in de zon.

Volgens de gids annex bootsman waait het vandaag te hard en zullen we maar weinig krokodillen zien. Het monotone stemgeluid van deze man, die maar blijft praten, begint ietwat te irriteren, vooral door de ingestudeerde standaardgrapjes. "Hippo’s are just like students. They sleep all day and are awake at night. The only difference is that they eat the grass, and don’t smoke it.” Lachen! Op de terugweg varen we langs onze accommodatie en kunnen we ook vanaf de boot zien wat een geweldig uitzicht wij hebben! 



Bij de pier worden we verwelkomd door een groep Zulu jongens, die een wild ogende dans opvoeren. Anderen slaan met stokken op kapotte trommels. 



’s Avonds eten we een hapje in één van de vele restaurants, en drinken er een ijskoud Castle biertje bij. Op weg terug naar huis komt een man ons achterna met mijn fotocamera in de hand: die had ik laten liggen. Ik kon hem niet genoeg bedanken! 

De volgende dag staan we vroeg op en gaan met Jacques, onze Engels- en Afrikaanssprekende gids en chauffeur, naar Hluhluwe iMfolozi Game Reserve, één van de vele natuurparken in Zuid-Afrika. Dit park is tientallen jaren geleden gesticht om de bedreigde witte en zwarte neushoorns te redden. In de grote en open pick-up zitten we riant met ons vieren. 
Het park wordt doorsneden door asfaltwegen in uitstekende conditie. Ook zijn er hobbelige zandwegen van rode aarde. Het landschap is veelal heuvelachtig, en dicht begroeid. We verwachten met name in de lager gelegen delen, waar minder struiken groeien, dieren te kunnen spotten. Maar een safari in Afrika is wat anders dan een dierentuin of een safaripark: er moet veel worden gereden en goed worden gekeken om wild te zien. De spanning van ‘Wat zullen we zien?’ vergoedt veel. Er liggen verse uitwerpselen van olifanten, er staan indrukwekkend grote pootafdrukken van een leeuw in het zand. Al snel zien we een paar witte neushoorns, vrij dicht langs de kant van de weg.



De naam van deze imposante dieren, die zich weer snel uit de voeten maken, heeft trouwens niets met kleur te maken, aldus Jacques. Het is een verbastering van het Nederlandse woord ‘wijd’, oftewel ‘breed’. Deze soort neushoorn heeft veel bredere lippen dan zijn zwarte soortgenoot. Een ander verschil betreft de hoorns: bij een witte neushoorns zijn deze ongelijk en bij een zwarte even groot. De reddingsoperatie van de neushoorns is overigens zeer geslaagd. Van beide soorten komen inmiddels honderden exemplaren voor! 

De honderden impala’s die we zien leveren ook een aardig verhaaltje van onze gids op. Deze sierlijke dieren zijn het ‘fast-food’ voor de roofdieren. De zwarte strepen op hun achterwerk lijken erg op een bepaalde letter, die door een hamburgerketen als logo wordt gebruikt. Jacques lacht om zijn eigen verhaal. "Mooi man!”, is zijn vaste uitdrukking. 

De schoonheid van wat je ziet wordt ook door kleine dingen bepaald. We staan letterlijk en figuurlijk stil bij een mestkever, die een glanzend bolletje poep – volmaakt rond – voor zich uit rolt. Dit bolletje wordt gebruikt om indruk te maken op de vrouwtjes! Hoe groter, hoe beter. Een mestkever is één van de geweldenaars van de natuur: hij kan ongeveer 50 maal zijn eigen gewicht duwen! 

Een grote groep gieren heeft zich verzameld bij de resten van een zebra. Een losse poot ligt in het gras als bewijs van de recente slachtpartij. Mooi om te zien hoe de pikorde bij de gieren werkt. Wat zijn het machtige vogels, die zich sprongsgewijs door het gras begeven, en wegfladderen als een meerdere zijn plek komt opeisen. Een groot exemplaar van een andere soort kijkt minzaam toe vanuit een dode boom. 



We genieten van het uitzicht op de rivieren, de Witte en Zwarte iMfolozi. Bij de drinkplaatsen zien we aanvankelijk geen dieren op deze zonnige en erg hete dag, op een enkele giraf na. Maar dat levert wel meteen een prachtig gezicht op. Bijzonder om dit dier te zien drinken, bijna onhandig, zijn lange poten op een aparte manier naar opzij gedraaid. Dan staat hij op, schudt wat waterdruppels van zich af en schrijdt waardig verder. Verderop zien we een aantal Kaapse buffels in en bij een plas.

In de schaduw van een boom staan wrattenzwijnen, zebra’s en gnoes met bruine kalveren. Naarmate de leeftijd vordert worden deze steeds grijzer van kleur. We zien ze af en toe heel dichtbij de auto. Heel in de verte staan een paar olifanten, grotendeels verscholen in het struikgewas. Een paar impala’s drinken uit een grote plas met bruin water. Doornstruiken trillen in de hitte. We gebruiken een heerlijke lunch op één van de picknickplaatsen. Jacques is niet alleen een goede gids en chauffeur, maar ook een prima kok! 



Daarna rijden we nog een paar uur rond, maar krijgen alleen een koedoe, wat bavianen en nog meer wrattenzwijnen te zien. Daar kunnen we echter niet genoeg van krijgen! Ze zijn mooi van lelijkheid! Ze gaan er steeds snel vandoor op hun dunne, parmantige pootjes met het staartje recht overeind: een antenne om hun achterligger de weg te wijzen. 

We zien opnieuw een groepje olifanten, die wonderbaarlijk snel achter een heuvel verdwijnen. Vandaag zien we geen enkel roofdier, jammer genoeg. Ook niet zo verwonderlijk als je bedenkt dat er maar zo’n 120 leeuwen leven in dit gebied van bijna 100.000 ha! Het aantal luipaarden is nog lager. Al met al toch een heel fijne dag. Mooi man! Teruggekomen horen we van Belinda, één van de twee receptionistes, dat er ’s ochtends vroeg een luipaard door de achtertuin had gelopen, een paar dagen voor onze aankomst. Ze zijn er dus wel!

Ons hostel heet Stokkiesdraai. 
Debbie, de manager, vertelt ons waar de naam vandaan komt. Wij gokken op een draaiend spit. Nee dus: het heeft te maken met spijbelen! Kinderen moesten vroeger vaak helpen in de wijngaard, o.a. door jonge wijnranken - die zich om stokjes hadden geslingerd - om te draaien, opdat alle bladeren evenveel zon krijgen. Dat draaien van de stokjes gebeurde echter meestal onder schooltijd… 



Bij Stokkiesdraai leeft een groep fluweelapen in de bomen en struiken. Ze zitten vaak op de stenen banken, die her en der in de tuin staan. Af en toe struinen ze het grasveld over op zoek naar eten. Ze maken vuilnisbakken open en maken er een enorme puinhoop van. Eén van de apen zit in een boom het zout uit een leeg zakje chips te likken. 

We gaan naar het strand van St. Lucia, een paar kilometer buiten het plaatsje. Ook nu is het een hete dag. Bij de kleine parkeerplaats onder schaduwrijke bomen staat een jongeman, die tegen een kleine vergoeding de auto’s in de gaten wil houden. We voelen ons absoluut niet onveilig, maar geven toch wat. Het strand is nagenoeg verlaten. Het oogt Nederlands, met het gele zand en de hoge golven. 



Het is levensgevaarlijk om hier te zwemmen, vanwege de sterke onderstroom. We rijden verder naar Cape Vidal, een ander strand zo’n 30 kilometer ten noorden van St. Lucia. We rijden door het iSimangaliso Wetland Park. Dit park is sinds een paar jaar Wereld Erfgoed. Doordat we maar 40 kilometer per uur mogen rijden kunnen we de wrattenzwijnen, zebra’s en impala’s goed waarnemen. Het strand ziet er hetzelfde en net zo verlaten uit als bij St. Lucia, maar het water is een stuk veiliger doordat er een rif ligt. Er is weinig schaduw, dus de hoge golven zijn verfrissend.

De avondsafari die we dezelfde dag doen voert eveneens door het iSimangaliso Wetland Park. En opnieuw is Jacques onze gids. Mooi man! Rijden in het donker is wezenlijk anders dan overdag, ook al hebben we een paar uur eerder deels dezelfde route gereden. Spannend. Al snel verlaten we de asfaltweg en vervolgen de route over hobbelige zandwegen en door het hoge gras. We zien piepkleine kameleons, die zich aan grasstengels vastklemmen. Jacques laat ons een klein groen exemplaar zien en let er vervolgens goed op dat het beestje weer op de goede plek wordt teruggezet. Als je dat niet doet, gaat het dier dood, vertelt hij. 



Met een paar felle lampen op de pick-up rijden we verder door het park. De bedoeling is om te proberen ‘ogen te vangen’ en reflecterende ogen te zien in het gras en tussen de struiken en bladeren. De zebra’s en bush bucks trekken zich niets van de lichten aan. In de verte zien we de felrode reflecterende ogen van een nachtaapje (of ‘bush baby’). Prachtig! We zien vooral veel antilopensoorten: bush bucks, duikers, riet-bucks en een enkele koedoe. Aan het eind van de safari zien we een ‘bush baby’ heel dichtbij; met de kop naar beneden verdwijnt het beestje weer tussen de bladeren. We zien een kleine witte uil op een paaltje. Een wrattenzwijnfamilie verlaat haastig het hol. Ineens zitten we middenin een kudde Kaapse buffels. Links en rechts, voor en achter, alleen maar buffels. Tientallen. Het dominante mannetje staat ons even dreigend aan te kijken, maar draait ons plotseling de rug toe. We vormen blijkbaar geen gevaar. Toch wel een beetje opgelucht rijden we het park weer uit.

St. Lucia is een klein stadje, dat behoorlijk geprofiteerd lijkt te hebben van het toerisme door het natuurschoon en de aanwezige wilde dieren. Behalve de vele restaurants en hotels zijn in de buitenwijken ook veel villa’s te zien. Langs de kant van de straat staan bomen met dikke stammen. Er zijn markten met groenten en fruit, uitgestald op kranten en tafelkleedjes, maar er staan ook tenten met allerlei souvenirs en prullaria. Een vrouw met een doek om het hoofd doet geschilde stukjes mango en kleine ananassen in schaaltjes.



Trosjes bananen liggen op een krant. Behalve fluweelapen en nijlpaarden zien we ook zwartgekleurde neushoornvogels in de tuin van het hostel. Luidkeels schreeuwend horen en zien we ze ’s ochtends vroeg en in de avondschemering in groepjes van boom tot boom vliegen. Donkerbruine ibissen laten zich eveneens niet onbetuigd. Onder het dak, vlakbij ons raam, leven tientallen vleermuizen, die stipt om half 7 ’s avonds hun schuilplaats verlaten en op jacht gaan. In het gras zitten veelkleurige sprinkhanen. 

De laatste dag van dit korte bezoek aan Zuid-Afrika is het regenachtig en grauw. Alles is drijfnat, we moeten binnen ontbijten. Buiten klinkt het gepiep en gekwetter van onzichtbare vogels, en horen we de haast oorverdovende trilgeluiden van insecten. We nemen afscheid van de mensen van Stokkiesdraai, en nemen nog een laatste foto van Nana, die ook in de receptie werkt. De weg terug naar Johannesburg lijkt veel korter dan de heenweg, en we rijden heel ontspannen naar het vliegveld. Als volleerd ‘links-rijder’ leveren we de huurauto onbeschadigd in. Mooi man!