Rondreis door Sabah, Maleisische provincie op Borneo

Heb je helemaal geen zin om dit hele verhaal te lezen? En wil je alleen plaatjes kijken? Ga dan meteen maar naar het fotoalbum van Sabah!
 
Kota Kinabalu 
Sabah is één van de twee Maleisische provincies op Borneo. Het was vroeger een Engelse kolonie en dat is o.a. nog te merken aan het linksrijden. Van te voren werden we er op gewezen dat we er verstandig aan zouden doen om de reis goed te plannen en vooral om excursies e.d. ruim van te voren te regelen. We hebben deze adviezen van harte in de wind geslagen, en hebben alles op de bonnefooi gedaan. Ik had wel geruime tijd voor ons vertrek een hotel geregeld in Kota Kinabalu, Sabah's hoofdstad. Op eigen gelegenheid reizen en alles ter plekke regelen bleek in de praktijk nagenoeg geen probleem! 
Wij zijn via Kuala Lumpur naar Kota Kinabalu (door de locale bevolking kortweg K.K. genoemd) gevlogen. Wat is het toch weer heerlijk om de tropische hitte, die je meteen innig omarmt en je niet meer loslaat, vanuit het koele vliegveld in te lopen. Met een taxi naar ons hotel gereden, dat iets buiten het centrum ligt. Eerst even bijkomen van de turbulente trip in onze prettige kamer, waar alles van bamboe is gemaakt en pas daarna de stad verkend. Een paar uurtjes lukraak rondgelopen om te genieten van de levendige taferelen om ons heen. Marktkramen met stapels doerians. Kramen met alleen portemonnees en horloges. Er zitten vrouwen op de grond, met hun koopwaar op een kleedje voor zich uitgespreid: sieraden, zakjes kruiden, kaneel, mango’s, kleine bananen. Sommige vrouwen zijn gesluierd, anderen dragen gewoon een broek en shirt. Vlakbij de haven is een grote overdekte markt, die wordt gekenmerkt door de penetrante geur van riool, rot fruit en vis. Bij de haven wemelt het bij de steigers van de kleurige boten. Het is een komen en gaan van passagiers, die op de wankele steigers heen en weer lopen.



Naast onze lodge in K.K. is een grote overdekte eetplaats met tientallen stoelen en tafels. De eetplaats wordt aan drie kanten omsloten door vitrines met etenswaren en verder vooral heel veel vissen, enorm grote kreeften, krabben en garnalen in overvolle aquaria. Sommige grote garnalen zitten klemvast in plastic flessen, die in een aquarium onder water staan. Er is zelfs een bak vol grote, groene kikkers, die je vol verwachting met vriendelijke ogen en kloppende kelen aankijken. Het is de bedoeling dat je het dier of de dieren van je keuze aanwijst, om deze even later heerlijk bereid op je bord terug te vinden. Tja, verser kan het in elk geval niet. 

Pulau Manukan
De volgende dag gaan we naar Pulau Manukan, een klein eiland voor de kust bij K.K. Het eiland is vooral bij de locale bevolking populair om in het weekend te onthaasten. Nog voordat we bij de steiger zijn, worden we al opgevangen door een drukgebarend mannetje, dat met gevaar voor eigen leven het verkeer tegenhoudt, ons naar de overkant van de weg loost en rap kaartjes in de vertrekhal voor ons regelt. Binnen een paar minuten zitten we in een blauwe kuipstoel van de speedboot, met een (verplicht!) oranje of rood zwemvest aan. De boot knalt over het blauwe water, en zorgde voor een kortstondig, maar prettig kermisattractiegevoel, vooral bij de kinderen. 



Pulau Manukan is heerlijk om even te zonnen, te zwemmen, een koud Tiger biertje te drinken en wat bij de aanlegsteiger rond te kijken.

Kota Belud 
Reizen gaat zo gemakkelijk in dit land! Met de minibus, die snel was geregeld, naar Kota Belud gegaan. Ongelooflijk hoeveel mensen er uiteindelijk in zo’n auto passen. We rijden eerst door stedelijk gebied, veel industrieterreinen, garages, handelsgebouwen. Ook veel groene bomen, struiken en bananen. Het laatste deel van de tocht gaat door prachtig landschap met dichtbeboste heuvels en bergen, rondom de trotse Gunung Kinabalu, de op één na hoogste berg in Zuidoost-Azië.
Langs de niet altijd even goed geasfalteerde weg zien we meerdere soorten palmen, nog meer bananen en grote varens, die als vogelveren uit de hellingen prikken. Er staan veel houten huizen op palen, met daken van verroest golfplaat. Op het erf scharrelen vaak magere, hoogpotige kippen en op dingo’s lijkende honden rond. Ook zijn er broodmagere katten, vaak met afgehakte staarten. Hier en daar staat een oude auto naast het huis, soms staan er bromfietsen onder het huis. 
Iets buiten Kota Belud is een grote markt, het doel van de trip van vandaag. Er is zoveel te zien, dat er bladzijden over vol te schrijven zijn. Er staan vele eenvoudige houten kraampjes, afgedekt met een stuk golfplaat of aan touwen opgehangen doeken. Grote kleurige parasols geven een beetje bescherming tegen de brandende zon. In de verte zien we de bergen. 



Een groot aantal marktlui zit gewoonweg op de grond, met de koopwaar op wat kranten op de grond. Er zijn veel vrouwen in fleurige kledij te zien, die vaak een hoofddoek dragen, soms een Chinese hoed. Er staan hele kledingrekken met jurken, shirts, en broeken. Sieraden als armbanden, halskettingen en ringen. Sigaretten zijn in pakjes verkrijgbaar, met zijn ook per stuk te koop. Er zijn allerlei gebruiksvoorwerpen te koop, zoals plastic bekers, emmers, rieten manden en lampenkappen. Ook staat er allerhande etenswaar uitgestald: verschillende soorten kroepoek in plastic cellofaan, eindeloos veel fruit, diverse groenten in keurige stapels, piramides van gedroogde visjes (die geur alleen al!), pepertjes, gember. 



Er kan natuurlijk ook van alles worden gegeten en gedronken op de markt. Er staan bakken vol kleurige vruchtensappen. Met een grote pollepel wordt een beker van doorzichtig plastic volgegoten en je aangereikt. Ook zijn er verscheidene kramen waar soorten koeken worden gebakken en waar reepjes vlees worden gebraden. Een man zit met vrouw en wat kinderen fotogeniek te zijn in een oude auto.

Poring 
Na een paar heerlijke uren op deze markt van Kota Belud gaan we in een behoorlijk krap minibusje - na enig onderhandelen over de ritprijs - richting Ranau. Het is de bedoeling om vanuit Ranau naar Sabah Tea Garden te gaan, voor een rondleiding en overnachting in deze theeplantage. Het landschap wordt wat ruiger en de weg gaat op een aantal plekken steil omhoog. Dat kan het minibusje maar net trekken! Gunung Kinabalu wordt meer en meer door wolkenflarden aan het zicht onttrokken. Het weer slaat om en het gaat steeds harder regenen. Ondanks de harde regen rijden we met de ramen open. Het ruikt heerlijk fris buiten, met zwemen van de geur van maggiplanten. Hier en daar liggen er magere, bruine koeien in de berm. Er staan prachtige reuzenbamboes. We zien de eerste rijstvelden. Op veel plaatsen zijn de rijstplantjes niet meer dan een groen waas over het ondiepe water. 
Na een korte lunch in Ranau doorgereden naar de theeplantage, maar daar blijkt het niet meer mogelijk om zo laat in de middag nog accomodatie te regelen: dat hadden we dus van te voren moeten doen! Vervolgens in een heerlijk, eenvoudig hotel in Poring terechtgekomen, de Round Inn, vlakbij de ingang van het Kinabalu natuurpark. 



Aan de voorkant prachtig uitzicht op mistige, groene heuvels: orang oetans in the mist! De achterkant van het hotel grenst aan de altijd geluiden producerende jungle. Vooral 's nachts zijn die geluiden prachtig, één groot concert van piepende, tsjirpende en zoemende insecten, af en toe onderbroken door een luide roep van een nachtvogel. Het dorp bestaat uit één enkele lange straat, met slechts aan één kant een aantal winkels in houten barakken.



Aan de andere kant van de weg de ingang naar het luxe ogend hoofdgebouw van het park, en het park zelf natuurlijk. De volgende dag gaan we met een paar jonge gidsen op zoek naar de rafflesia, de plant met de grootste bloem ter wereld, die alleen maar op Sumatra en Borneo voorkomt. Deze plant kan bloemen krijgen met een diameter tot meer dan een meter! Ze bloeien maar een paar dagen en sterven dan weer af. Het is gloeiend heet vandaag, en nagenoeg wolkenloos. Het is een korte, maar hevige tocht door de jungle. De jungle dampt nog na van de harde regen van de dag er voor. De grond is op de meeste plekken modderig en glibberig. De vegetatie is overweldigend, met vele dikke bomen met stevige luchtwortels, decimetersdikke bamboes en dicht struikgewas. De beloning van de tocht is een schitterend, zij het niet heel groot exemplaar van de rafflesia, met een diameter van zo'n 50 centimeter. 
Later op de dag gaan we het natuurpark in. Het eerste deel van de wandeling is wel erg gemakkelijk met (te) keurig aangelegde paden, leuningen langs het pad en nette bewegwijzering. Verderop begint het er meer op te lijken, met glibberige paden, bomen die tot aan de wolken lijken te reiken, met boomtoppen die aan broccoli doen denken, lianen, kamerplanten in XXXL-formaat en kolkende riviertjes. We horen allerlei fraaie vogelgeluiden, maar de vogels houden zich schuil, en we krijgen ze niet te zien. We zien alleen een paar zwarte eekhoorns, die elkaar over de takken en tegen de boomstammen op achterna zitten. Bij een mooi watervalletje hebben we ons wat opgefrist in een kleine poel. We vermoeden steeds allerlei apen die om ons heen springen, maar helaas blijkt dat 'wishful thinking'. Wel een paar mooie (grote!) spinnen en diverse insecten gezien, o.a. een groot wandelend blad. Hieronder de bloem van een soort travellers tree, met - als je goed kijkt - een bidsprinkhaan ondersteboven op de stengel.



Sabah Tea Garden 
We hebben een dagtocht naar de Sabah Tea Garden gemaakt, een half uur rijden van Poring. Na een commercieel video-filmpje allereerst een rondleiding door de theefabriek gekregen, en vervolgens interessante uitleg gehad over de verschillende stadia in het proces: van het plukken van de theeblaadjes tot en met het verpakken van de gedroogde thee. Van het droogproces mochten we overigens geen foto's maken: bedrijfsgeheim. Daarna de theeplantage zelf bewonderd. 



Zo ver je kijken kunt zie je theestruiken op de hellingen staan, als lage ligusterhagen die in rijtjes zijn geplant. Indrukwekkend! De hele omgeving is prachtig. Mooie heuvels in de verte, dampend in de felle zon. Strak blauwe lucht met prachtige witte stapelwolken. 

Sepilok 
Bijna met tegenzin Poring achter ons gelaten - we hebben het erg naar onze zin gehad in de Round Inn - en verder gegaan richting Sepilok. Dat is een tocht van ongeveer 200 kilometer en zal minstens 4 uur kosten. We hebben in Poring een taxi en een soort Landrover weten te regelen: we reizen immers met acht personen en met evenzoveel rugzakken! Van te voren gold Sepilok voor ons als de 'must have' voor deze reis vanwege de orang oetans. In Sepilok is namelijk een Orang Oetan Rehabilitatiecentrum, waar orang oetans die in gevangenschap hebben gezeten of hun ouders hebben verloren, wordt geleerd om zichzelf te redden in de jungle. Een aantal dieren moet echter nog worden bijgevoerd en dat is een spektakel, dat twee maal per dag veel mensen trekt. Dat willen we onze kinderen graag laten zien. Verder kunnen er vanuit Sepilok allerlei excursies worden geregeld. 
De tocht naar Sepilok laat zien dat het landschap erg door de mens is veranderd. De ongerepte jungle maakt steeds meer plaats voor enorme, uitgestrekte palmolieplantages. Maleisië geldt als één van de grootste palmolieproducenten ter wereld! Overal borden met reclame voor "PPB Oil Palm". Op zich mooie bomen hoor, die oliepalmen, met hun dikke, grillige stammen, die gewoon bovenop de grond lijken te staan, en met hun takken en bladeren als donkergroene veren van een reuzenvogel. Maar het wordt al gauw minder mooi als je bedenkt hoeveel van het oorspronkelijke woud er verloren is gegaan. 
Onderweg ook weer de nodige leuke markten gezien, met groene groenten, tomaten, gebraden kippenvleugeltjes, flessen water, vruchtensappen, kroepoek in plastic zakken, kruiden en bananen, heel veel bananen.



In Sepilok zijn we terechtgekomen in een erg mooi Jungle Resort, met een ruime parkachtige tuin tegen de jungle aan. De eerste 'horn bills' zien rondvliegen, wat een imposante vogels! We regelen ook de excursie naar Turtle Islands en de jungletocht over de grootste rivier van Sabah, de Sungai Kinabatangan, in beide gevallen met vertrek vanuit het resort. Helaas kunnen we het allemaal niet op eigen gelegenheid doen, dus daarom ditmaal een paar georganiseerde reizen. Maar voordat we ons morgen laten vervoeren naar de schildpadden, eerst heerlijk de avond en nacht uitgerust in dit luxe hotel. 

Turtle Islands 
Op een paar eilanden komen zeeschildpadden aan land om een nest te graven en eieren te leggen. De eieren worden vervolgens op gecontroleerde wijze uitgebroed. Op deze manier probeert men de zeeschildpaddenpopulatie, die langzaam maar zeker terugloopt, te redden. Daarvoor is veel geld nodig en dat wordt mede verdiend door gedoseerd kleine groepen toeristen toe te laten en te laten betalen voor dit schouwspel. 
De volgende ochtend worden we opgehaald door een grote touringcar; de gids praat aan één stuk door. Waarom hielden we ook al weer niet van excursies? De route gaat aanvankelijk over een geasfalteerde weg, later over zanderige en hobbelige wegen, langs eenvoudige, houten huizen op palen die tussen de ruisende palmen staan. Bij de huizen zien we spelende kinderen; lange lijnen waaraan kleurige was hangt te drogen; soezende honden op het erf in de zon; kippen die elkaar kakelend achterna rennen. We worden afgezet bij een steiger, waar een paar boten met plastic kuipstoelen in het bruine water liggen. Het is drukkend heet.



Langs de rivier staan lage palmen met hoge wortels, die blijkbaar goed gedijen in het water. De boot vaart even later met een enorme snelheid over de rivier, die als een lint door het mangrovebos slingert. We varen langs kleine nederzettingen, bestaande uit hoge, gammel ogende huisjes aan steigers met visnetten. Een aantal huizen ligt geknakt en scheefgezakt in het water. Als de boot een smalle kano met vissers nadert, wordt de snelheid meteen getemperd en sympathiek teruggebracht naar wandeltempo. 
Ineens zijn we bij de open zee, die uitnodigend voor ons ligt. In de verte liggen diverse eilanden. Soms zien we ze als een gele streep aan de horizon, met een donkergroene toplaag. Soms hebben de eilanden de vorm van een bolle lens met dichte, donkergroene begroeiing. Niet alle eilanden zijn bewoond. Aangemeerd bij een klein eiland, waar we een lekkere lunch krijgen. Ook hebben we even de tijd om rond te kijken in het kleine, idyllische vissersdorpje. 
De aanblik van het volgende eiland, waar we de zeeschildpadden hopen te zien, is overweldigend. Helder geel strand. Slanke, hoge palmen. Vlakbij het strand is de zee helder en lichtblauw van kleur, de diepere gedeelten zijn groenblauw. De zon knalt uit de strakblauwe lucht. Bij het hoofdgebouw annex restaurant zien we de eerste tekenen van schildpadleven: de broedplaatsen. Als een militaire begraafplaats staan groene cilinders van plastic in regelmatige rijen in het witte zand, met witte bordjes erbij, waarop handgeschreven datum, codenummer en aantal staan. Hier liggen de schildpadeieren begraven, die na 50 tot 60 dagen uitkomen. De temperatuur bepaalt het geslacht van de schildpadjes: een hogere temperatuur levert vrouwtjes op, een lagere temperatuur (dus) mannetjes. Het verschil in graden is echter maar een paar graden Celsius. 



Een paar uur voor onszelf gehad en heerlijk lui op het strand gelegen, met uitzicht op de Filippijnen in de verte. Vlak voordat we weer weggingen, de apotheose van de excursie: in de struiken pal naast ons komt een nest zeeschildpadden uit! Uit een gat in de grond komen de schildpadjes één voor één tevoorschijn. Plotseling barst het nestgat, dat steeds groter wordt, als een mini-vulkaan open en worden tientallen schildpadjes tegelijkertijd uitgespuwd. Als een nest jonge spinnen rennen ze alle kanten op. Ze krioelen over elkaar en onze voeten heen. Ze voelen heerlijk zacht en warm aan.
Om een indruk te krijgen van het gekrioel en gespartel van de kleine schildpadden, kijk dan naar het filmpje hieronder.

Van de aanwezige rangers krijgen we allemaal een paar schildpadjes in de hand gedrukt om ze voorzichtig op het strand te zetten, zodat ze snel de weg naar het zeewater kunnen vinden. Een werkelijk onvergetelijk gezicht.
Helemaal vol van deze ervaring keren we terug naar het restaurant, waar we eerst eten en waar vervolgens het wachten begint. Tegen 10 uur 's avonds krijgen we eindelijk het bericht dat een zeeschildpad aan land is gekomen en bezig is om eieren te leggen in een nieuw uitgegraven nest. Stil en zonder licht gaan we met een paar rangers op zoek en even later kunnen we met enige moeite de reusachtige schildpad zien. Ze heeft al een groot aantal eieren gelegd, die er uitzien als grote glibberige lychees. De eieren worden voorzichtig verzameld, voordat de schildpad het nest weer dichtgooit. 



Mooi was op het laatst het beroemde 'huilen' van de schildpad te zien: met tranen in de ogen neemt ze als het ware afscheid van haar kroost, dat ze nooit zal kennen. Pas over 2 tot 3 jaar zal de zeeschildpad terugkomen voor een nieuw nest. Na deze indrukwekkende gebeurtenis laten we het dier alleen en gaan we naar de broedplaats, waar de vers gelegde eieren met militaire eer worden begraven. Het is allemaal niet zo goed te zien, omdat er maar een enkele zaklamp aan mag. Het welzijn van de dieren gaat immers voor alles! Daarna wordt op een andere plaats bij het strand een aantal schildpadjes, nog maar net uit het ei, vrijgelaten. De plastic emmer, die vol zit met spartelende en klauterende dieren, wordt voorzichtig in zee geleegd. Haast ontroerend om te zien hoe de beestjes naar een onzekere toekomst wegzwemmen in het zwarte water.

Orang Oetan Rehabilitatiecentrum 
In alle vroegte zijn we vertrokken van het eiland en na opnieuw een prettige reis met boot en bus in Sepilok aangekomen. Onderweg zien we mooie vogels (o.a. ijsvogels) op elektriciteitsdraden zitten. We hebben ons laten afzetten bij het Rehabilitatiecentrum, voor de eerste voedertijd van deze rode 'mensen van het bos'. Er is nog tijd genoeg voor een videofilm: over het centrum, het opvangen en opvoeden van een jonge aap, en het vrijlaten van een (te) dominant mannetje. Daarna zijn we het park in gelopen over honderden meters houten steigers midden in de jungle, die wordt overheerst door kaarsrechte woudreuzen waar geen einde aan lijkt te komen. Prachtige veelhoekig gevormde stammen, die gebeeldhouwd lijken te zijn, met harige luchtwortels eromheen geslingerd. Dicht struikgewas. Kabbelende stroompjes. 
Op een groot houten platform heeft zich een grote menigte verzameld, gewapend met kleine en grote fotocamera's. Het begint lichtjes te regenen. 
Een enkele orang oetan wandelt bedaard over de houten leuningen, die zijn bevestigd langs de platforms waar de mensen staan. 



Anderen verschijnen uit het niets ineens tussen het gebladerte en slingeren van touw naar touw naar het voedselplateau. We zien in totaal wel 15 orang oetans: jonge en oude dieren, moeders met jong, steviggebouwde mannetjes. Sommige dieren eten alleen een paar bananen en verdwijnen daarna meteen weer uit het zicht. Er zijn apen die stengels suikerriet dubbelklappen over een touw en het zoete vocht, dat daardoor vrijkomt, druppelsgewijs opdrinken. Een jong mannetje, dat klaarblijkelijk de Kamasutra goed heeft bestudeerd, brengt het gelezene vol overtuiging in praktijk bij een onwillig ogend vrouwtje, langdurig gadeslagen door de mensen, waarvan de jongere kinderen met rode konen dit onverwachte spektakel bekijken. Na ruim een uur verdwijnen de meeste orang oetans weer, om plaats te maken voor een grote groep luidruchtige makaken. Deze eten de laatste etensresten op, op eerbiedige afstand van de orang oetans.
We hebben goed zicht op de voederplaats: een rond houten plateau om een grote boom, bereikbaar via een trap en tevens voorzien van lange touwen die tussen de bomen zijn gespannen. Als de oppassers komen met lange stengels suikerriet en trossen bananen laten de orang oetans zich al snel zien. Zie voor een impressie van het voederen het onderstaande filmpje.


Sungai Kinabatangan 
Na een extra, niet geplande rustdag gaan we een dag later met de bus op weg voor een boottocht over de Sungai Kinabatangan. We rijden een paar uur door het landschap dat wordt gedomineerd door palmolieplantages. De geschubde stammen van de oliepalmen zijn begroeid met frisgroene varens en allerlei soorten wingerdachtige klimplanten. De paar kampongs die we zien bestaan ook hier weer uit houten huizen op dunne houten palen. Sommige huizen zijn van ongeschilderd hout, anderen zijn in allerhande kleuren geverfd, van lichtblauw tot roze. De bus stopt bij een grote houten steiger aan de rivier. in een boom bij de aanlegplaats zien we een geelzwarte mangroveslang, die zich om een boomtak heeft gekruld. We gaan met een klein bootje naar ons onderkomen, dat aan de overkant van het water ligt. 
Er zijn twee boottochten over de rivier, eentje in de namiddag en eentje 's ochtends vroeg, met ook een overnachting in de jungle aan de rivier. De Sungai Kinabatangan is een stuk breder dan we hadden gedacht. Aan de oevers staan hier en daar wat houten huizen en hoge palmen. Mooi! 



De lodge waar we verblijven heeft heel simpele kamers, met een kleine, vrolijk betegelde douche die het niet doet (de emmer voldoet echter prima!) en een wastafel met een paar kranen, waarvan er ook eentje droogstaat.
Al snel na aankomst gaan we voor de eerste tocht de boot in, met zwemvesten aan. Er varen meerdere boten rond, met 6 tot 12 toeristen er in. Als er iets interessants is te zien, gaan alle boten naar dezelfde plek toe. 



We hebben vooral grote groepen neusapen gezien, die ons nieuwsgierig vanuit de hoge bomen aanstaren. het dominante mannetje, met zijn pronte neus, zit altijd centraal in de boom. Erg leuke dieren om te zien. Met veel kabaal en een hoop geritsel springen ze van tak naar tak en boom tot boom. Ook zien we een verschillende soorten makaken; sommigen hebben een lange staart, die doodstil naar beneden hangt als ze in de boom zitten te eten. Zwarte neushoornvogels vliegen alleen of in groepjes van twee tussen de bomen, en steken af en toe de rivier over. Sierlijke witte reigers zitten roerloos op een tak, en vliegen onder luid krassend protest op als de boten te dicht bij komen. Het begint na een tijd hard te regenen, waardoor het soms lastig is om de dieren goed te onderscheiden. Na een tocht van in totaal bijna 3 uur zijn we in hoog tempo weer terug gevaren. 
's Avonds is er een wandeling in het donker door de jungle. De gehoopte katachtigen, dwergolifanten en neushoorns hebben we niet gezien, wel boomkikkers, een schorpioen en grote duizendpoten. 



De volgende ochtend is de tweede boottocht, waarbij aanvankelijk de mist spelbreker is. We kunnen de overkant van de rivier niet eens zien. Langzaam maken de bomen zich los uit de laaghangende wolkenflarden. Het water van de Sungai Kinabatangan voelt aan als warm badwater. Een paar kleine krokodillen gezien, en een volwassen exemplaar van een paar meter lang. De makaken houden zich massaal schuil vanochtend, maar we hebben wel wat neusapen waargenomen. Een enorme hagedis zit zo stil aan een boom vastgeklampt, dat je je begint af te vragen of het geen opgezet exemplaar is. Tenslotte twee verschillende soorten arenden gezien, die als ware koningen het rijk alleen hebben, hooggezeten in een boomkruin. 

Sandakan 
Na een licht ontbijt van toast met gebakken eieren en / of gebakken mihoen met boot en toeristenbus richting Sandakan gereisd. Tijdens het overstappen op een locale bus worden we overvallen door een enorme hoosbui. In de bus zitten vooral kinderen in schooluniform en jonge moeders met kleine kinderen op schoot. Een jongen van een jaar of 15 verkoopt kaartjes, waarvan de opbrengst in een tupperware bakje wordt bewaard. Bij bushaltes probeert hij passagiers te ronselen, waarbij hij in en uit de rijdende bus springt. In de bus wordt keiharde Maleisische muziek gedraaid, luidkeels en hartstochtelijk door de jonge kaartjesverkoper meegezongen. 
We vinden al snel een prettig hotel in het centrum van de stad. Het centrum van Sandakan zit als het ware ingeklemd tussen de zee en een heuvelketen. De zee bij de haven ruikt onaangenaam. Heerlijk weer uren lang rondgelopen door de drukke straten met ontelbare restaurants, juwelierswinkels, met grote stenen afgedekte open riolen, honderden reclameborden met Chinese karakters. We hebben een moskee bezocht, die bereikbaar is via een lange, steile, overdekte stenen trap. Overal worden we met grote vriendelijkheid bejegend. Sommige mannen geven ons een hand en lijken verguld te zijn met het bezoek aan de moskee. Daarna hebben we rondgekeken in een Taoïstische tempel. Er heerst een aangename, serene sfeer. veel wierook, mooie beeldjes en schilderijen met afbeeldingen van goden, roodgelakte kasten en tafels. 



Het is geen enkel probleem om foto's te maken; onze schoenen kunnen we gewoon aanhouden. Vervolgens hebben we de heuvel beklommen via "de trap van 100 treden", onder weldadige en uitbundige vegetatie. Een kopje thee gedronken in een zeer Engels aandoend theehuis, met fantastisch uitzicht op de stad beneden ons, de blauwe zee en een eiland in de verte. Naast dit English Tea House ligt het gerestaureerde, koloniale huis van schrijfster Agnes Keith. Een prachtig huis met sierlijke palen en ramen. 
De volgende dag word ik - deze vakantie voor het eerst - in alle vroegte wakker van de oproep tot het gebed door de muezzin vanaf de minaret van de nabijgelegen moskee. In onze hotelkamer is aan het plafond een pijl bevestigd die in de richting van mekka wijst. We bezoeken de overdekte markt bij de haven. 



De marktlui zijn zonder enige uitzondering aardig en laten vriendelijk hun koopwaar zien. Er staan eindeloze rijen tafels in de markthal, overladen met groenten, fruit, kruiden, kroepoek en hoge stapels gedroogde visjes. de vismarkt is een verhaal apart. Buiten is de handel druk aan de gang en staan de vissers druk gebarend bij de opkopers. Binnen ligt een geweldige variatie aan vissen, schaaldieren, kreeften, krabben en garnalen. we zien pijlstaartroggen, haaien, barracuda's, tonijnen, meervallen, platvissen, rode ponen, en vele andere ons onbekende vissen. Veel dieren zijn wel heel erg vers en happen nog naar adem.



Voordat we Sandakan alweer verlaten, genieten we nog even van ons ontbijt in het restaurant onder het hotel. Heerlijke noodle soepen en rijst met gebakken kip (dat is heel wat anders dan gebakken rijst met kip!) gegeten. Ook worden er allerlei kleine hapjes verkocht, die er niet alleen lekker uit zien, maar ook prima smaken. De verlegen serveersters wilden er wel mee op de foto, na enig overleg en gegiechel.

Mesilau 
We willen vanuit sandakan verder naar Mesilau, dat midden in het natuurpark bij Gunung Kinabalu ligt. Wij zijn niet van plan om de berg zelf te beklimmen, maar willen wel wat wandelen in de directe omgeving van deze prachtige berg, die zelfs gehuld in wolken het landschap overheerst. 
We lopen met onze rugzakken op naar het locale busstation, en worden snel naar de bus gedirigeerd die ons naar het andere busstation, dat voor lange afstanden, brengt. Ook daar worden we weer rap geholpen en naar de bus (een bas ekspres) naar Ranau gebracht. Na een korte tussenstop voor de gratis lunch in ranau zijn we overgestapt in een minibus. De weg naar Mesilau gaat steil omhoog en is in slechte conditie: de chauffeur moet regelmatig uitwijken voor diepe kuilen. Op de hellingen en in de dalen staan veel huizen met roestige daken, het valt op hoe druk het hier is. Ook zijn er grote stukken grond overdekt met langgerekte doeken, die op deze manier werken als kassen. De hoge berg wordt helemaal door de mist, die over de toppen komt aanrollen, verborgen. Het wordt merkbaar koeler. Na een kort oponthoud vanwege een lekke band komen we aan bij het Mesilau Nature Resort (nadat we eerst entreegeld moesten betalen om het park in te mogen). De omgeving is geweldig, zeker nu de mist kalm tussen de bomen glijdt. 



We regelen twee overnachtingen in de voor ons eigenlijk veel te grote en luxe onderkomens. De chauffeur van de minibus komt ons over een paar dagen weer ophalen. De chalets op houten palen - midden in het regenwoud - zijn wel erg prachtig, met houten trap, veranda, hoogglans geschilderde lambrisering, hoekbank, televisie, drie slaapkamers met elk een eigen badkamer, een woonkamer met mineraalwater en waterkoker, thee en koffie. Het past eigenlijk niet zo erg in het soort reis dat we tot nu toe hebben gemaakt, maar dat wil dus niet zeggen dat we er niet van moeten genieten! 
We maken de volgende dag een rondwandeling door de omgeving onder begeleiding van een vriendelijke en bedaarde gids, tezamen met een groep mensen uit Japan en Zuid-Korea. De gids vertelt heel geanimeerd over alles wat hij wil laten zien, en is uitermate enthousiasmerend. 



Het wordt meer een botanisch avontuur dan een echt uitputtende trektocht. Zo zien we schitterende orchideeën - soms in een symbiotisch samenzijn met hun gastheer - op bemoste boomstammen, soms als losse bloemen; rotan met hun stekelige stengels; de fel rode bloemen van de lipstickplant; soorten reuzenmos. We klimmen en klauteren over platte stenen, houten trappen, gladde boomwortels en moeten over een hangbrug, die een kolkende beek overspant. door het geraas van het water is het hier nooit stil. En het is hier uitgesproken koel op 1800 meter hoogte. De gids vertelt ook nog dat de Gunung Kinabalu de jongste berg ter wereld is, en nog altijd groeit (met ongeveer 5 millimeter per jaar)! Dat zijn pas leuke weetjes. In dit gebied komen grote vleesetende planten voor, de bekerplant. De bloemen zijn prachtig rood en groen gekleurde, taps toelopende bekers met vloeistof erin, en een deksel, dat nooit dichtgaat, erboven. De bloemen bloeien meer dan een jaar lang, waarbij ze van vingernagelgrootte tot ruim 25 centimeter groeien. 

Tenom 
De volgende dag keren we weer terug naar de hitte, en dat bevalt mij persoonlijk veel beter dan het koude weer in Mesilau! We gaan eerst met het ons bekende minibusje terug naar Ranau. We maken tussendoor een korte stop bij een oorlogsmonument, waar honderden Engelsen en Australiërs worden herdacht, die in 1944 en 1945 onder verschrikkelijke omstandigheden om het leven zijn gekomen. 
Onderweg regelt onze chauffeur met zijn mobiele telefoon een bus naar Keningau. Het eerste deel van de weg is splinternieuw geasfalteerd, maar dat duurt maar even. Het geasfalteerde wegdek is soms helemaal verdwenen en bestaat dan slechts uit kiezels, keien en diepe kuilen. De heuvels en bergtoppen houden we steeds rechts van ons, gehuld in laaghangende bewolking. We zien een groot aantal uitgestrekte rijstvelden, omzoomd door weelderige palmen als bovenmaatse pauwenveren. 



Op enkele plekken staat een glanzende waterbuffel. Hier en daar staan mensen in de velden te werken. In de berm staan en liggen bruine koeien met lange horens. Ook zien we paarden, wat geiten en zelfs schapen langs de weg. Overal slenteren slome honden rond, soms liggen ze midden op straat. Er liggen grote stapels trossen palmolienoten, roodbruin gekleurd, die door mannen in vrachtauto's worden opgehaald en in de bak worden geladen. Het begint opnieuw hard te regenen. De regen houdt geen rekening met het feit dat het regenseizoen pas in oktober begint! Na een korte lunch in Keningau worden we in een minibusje gepropt, waarvan we - eerlijk is eerlijk - niet hadden gedacht dat wij er met zijn achten bij konden. In Tenom vinden we al gauw een aangenaam eenvoudig hotel. Tenom is een klein, gezellig stadje bestaande uit een paar huizenblokken met straten die haaks op elkaar staan, een groot aantal winkels, veelal islamitische restaurants, een paar grote voetbalvelden met tribune, en een treinstation. Er is op heel Borneo verhoudingsgewijs maar een klein stuk treinrails, en de enige trein die op dit moment in bedrijf is rijdt tussen Tenom en Beaufort. De volgende dag bezoeken we een Murut-dorp, of liever gezegd, een soort openluchtmuseum bestaande uit een aantal longhouses van de Murut. Deze bevolkingsgroep is één van de 32 ethnische groepen in Sabah. Binnen in het grote hoofdgebouw worden o.a. potten en hoofddeksels gevlochten en kan er door de kinderen met een blaaspijp pijltjes worden geschoten. Ook is er een apart houten gebouw waar allerhande plechtigheden en spelen worden gehouden. Er kan bijvoorbeeld op een bamboe springkussen worden gesprongen om een paar houten benen, die een stuk hoger aan het plafond hangen, vast te grijpen. Daar is veel kracht voor nodig. Onderweg naar het Agricultural Center, dat iets buiten Tenom ligt, zien we een kleine rubberplantage. De boomstammen zijn op meerdere plekken van hun bast ontdaan. In sommige van de zwarte bakjes die aan de bomen zijn bevestigd zit de witte, kleverige substantie. bijzonder om te zien, vooral voor de kids. 
Het Agricultural Center is een enorm complex op meer dan 600 hectare grond, en duidelijk berekend op grote groepen. Wij zijn echter het grootste deel van de dag de enige bezoekers. Het staat in een parkachtige omgeving, met o.a. een botanische tuin, en een grote tuin met allerlei bekende en onbekende eetbare zaken. 
De gids betrok met name de kinderen op een leuke, interactieve manier bij de rondleiding en liet hen van alles proberen, ruiken, voelen en proeven: kaneel, nootmuskaat, ananas, cacao, koffie, thee, papaja, limoen, kanonskogelboom, starfruit en bananen. 



Een bijzondere en interessante zijsprong was de door de gids gevangen sprinkhaan die stukjes wrat opeet, nadat deze is aangestipt met een bepaalde plant. Heel apart om te zien! Na afloop van dit prettige bezoek zijn we nog even bij een kleine koffiefabriek in de buurt geweest. De trotse eigenaar liet een professioneel ogende videofilm zien over zijn bedrijf, in de zestiger jaren door zijn vader opgericht. Heel interessant allemaal, al gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat op gegeven moment het verzadigingspunt bij iedereen wel is bereikt! 
Teruggekomen in Tenom hebben we nog heel even genoten van een kleine eetmarkt vlakbij ons hotel. Er staan allerlei vruchtensappen in verschillende kleuren op tafels, in plastic emmers met gekleurde deksels. een vrouw met een hoofddoek draait aan een spit met kippenvleugeltjes, boven een grote vierkanten bak met smeulende brokken steenkool. 



Er zijn heerlijke versgebakken koeken, die in een glazen vitrinekast liggen. in een grote ronde pan worden kleine bananen in druipende bloem gedoopt en gebakken in de olie.

Naar Beaufort, per trein 
De volgende dag zijn we al vroeg naar het treinstation gegaan. Het loket is nog gesloten, maar er zitten al aardig wat mensen te wachten op de houten banken. De trein, een oude locomotief met een paar wagons, staat er al. We leggen een deel van onze bagage in een nog lege coupé. Blijkbaar is dat de manier om een plek te reserveren, want er liggen al veel tassen, plastic zakken en andere bagage op de banken. We kopen echte, ouderwetse treinkaartjes. Wij zijn de enige toeristen in de trein, die bijna helemaal vol zit. De trein vertrekt stipt op tijd. Het is ons gelukkig gelukt om allemaal in één coupé terecht te komen. We zitten op kleine, groene banken. De ramen hebben geen glas, er zijn wel louvre-luikjes die naar beneden zijn gedaan. Het treinstel schommelt als een oude moeke heen en weer. 
De trein legt een groot deel van de reis in een tergend laag tempo af. Je kunt gewoon op de treeplank bij de open deur staan en met de wind door je haar van de trip genieten. De spoorlijn volgt de Sungai Padas, na Sungai Kinabatangan de tweede rivier van Sabah. Wat een geweldig landschap met deze bruisende bruine rivier, de groene heuvels, de houten huizen met veranda, de palmen, de bananen. 



Onderweg stoppen we af en toe bij een klein station (een "stesen"), soms wordt gestopt om een aantal wegwerkers in-the-middle-of-nowhere uit te laten stappen. Wat een heerlijke reis is dit!

Pulau Tiga 
Beaufort is het eindstation. Het uitstappen wordt erg on-aziatisch bemoeilijkt door grote groepen in drommen wachtende mensen, die nog voordat de trein stilstaat naar binnen gaan zonder de passagiers de kans te geven uit te stappen. Er staat een mooi oud stationsgebouw met stenen trappen, waar oudere vrouwen allerlei vruchten zitten te verkopen. We worden opgevangen door een man, die druk telefonerend binnen paar minuten een kleine minibus naar Kuala Penyu voor ons heeft geregeld. 
Ons doel, bijna het einddoel van onze reis, is Pulau Tiga, een groep van drie eilanden (tiga betekent 'drie') vlakbij de havenstad Kuala Penyu. Daar willen we het nog een paar dagen rustig aan doen: wat op het strand liggen, lezen, wandelen, zwemmen of snorkelen. De autorit duurt maar een half uur. Het land is hier vrij vlak, met veel groen. We zien stukken land met een groot aantal waterbuffels, elektriciteitslijnen met vogels. Een rotonde bij Kuala Penyu is versierd met een aantal grote beelden van zeeschildpadden. 
We stappen uit bij de pier, waar de boot naar Pulau Tiga zal vertrekken. Er staat een houten gebouw, waar een kantoor is gevestigd, een klein reisbureau dat accommodatie op Pulau Tiga kan regelen. Na een lange tijd wachten blijken er nog wel wat kamers beschikbaar te zijn op het eiland. Ook nu hebben we weer geluk gehad! We hebben tijd voldoende om eerst wat te eten in een naburig restaurant en doden de tijd verder op de pier met kaarten, lezen, dutten, krabben vangen en wat rondkijken. In de nok van het dak van het houten kantoorgebouw zitten een paar vleermuizen. 



Op de pier staan lege, gekleurde jerrycans opgestapeld. In het heldere water zwemmen enorm grote scholen, piepkleine zilverachtige visjes, en kleine en grotere naaldvissen. Als het eb is geworden, zien we meerdere slijkkruipers door de modder springen, koningskrabben in beschermende schelpen als wandelende scharen over de grond schuifelen en gewone krabben met een enorme snelheid zijwaarts over het vochtige zand rennen. Een snuffelende zwerfhond zorgt er voor dat alle dieren binnen een tel een schuilplaats in het zand hebben gevonden. De boot, die op gegeven moment terugkomt uit Pulau Tiga, laat eerst een aantal Japanse toeristen aan wal gaan. We kunnen nog niet aan boord, want er moeten dozen olie, mayonaise en eieren, en een grote zak met uien uit Nieuw-Zeeland worden ingeladen. Daarna wordt er getankt: de roze en bruine jerrycans worden eerst gevuld met dieselolie bij een tankstation. De boot is uitgerust met twee krachtige 100 pk buitenboordmotoren. Binnen een paar seconden razen we met bulderend kabaal over het water. De boot verheft zich af en toe uit het water en komt met een harde klap weer neer. Heftig! Het duurt gelukkig maar een half uur, al met al. Bij de steiger op Pulau Tiga worden we welkom geheten met een drankje en kunnen we, na wat administratieve handelingen - onze kamers in het longhouse betrekken. Het is een langgerekt houten bouwwerk op korte palen, met een houten trap, een veranda en een vijftal kamers, aan de achterkant aan de jungle grenzend. Het is nog geen 50 meter lopen naar het witte zandstrand en het lichtblauwe water van de Zuid-Chinese zee. 



Prima ruime kamers, met fan aan het plafond, een badkamer en apart toilet, en drie bedden. Op het terrein staan ook wat vrijstaande roodbruin geschilderde houten chalets, met daken van groen, breed geribbeld golfplaat en voorzien van kleine veranda's. Er fladderen zwartwitte vlinders, zo groot als schoteltjes, rond. In de namiddag zien we in de verte een paar makaken op het strand lopen. Er is een groot restaurant, waar je je schoenen uit moet trekken. Er worden lekkere maaltijden, steeds een verschillend buffet, geserveerd. Op het strand staan houten banken, waar we een ijskoud Tiger biertje drinken. 's Avonds horen we de spannende geluiden van de jungle, waar het bijna mechanisch aandoende getsjirp van insecten de boventoon voert. Het regent weer eens, en dat houdt lange, lange tijd aan. In onze kamer springt er ineens een gekko op mijn arm. Een apart gevoel, alsof vier kleine zuignappen zich tegelijkertijd aan je vast hechten. De volgende dag is het zonnig en warm, de grond is nog aangenaam vochtig door de regen. Rond het middaguur zien we makaken, die rustig tussen de huizen doorlopen, of op de veranda's en daken zitten. Anderen zitten tussen de bladeren in de bomen op het terrein. In het begin vinden we het heel bijzonder, maar het went erg snel en het wordt al snel een vertrouwd beeld. Soms laten ze agressief hun tanden zien, als je te dicht in hun buurt komt. Ze hebben iets onvriendelijks, zelfs iets bedreigends over zich. Ik zie een paar dagen later zelfs een paar makaken achter gillende meisjes aan rennen! Ook heb ik ze op het strand zien rondscharrelen.



Achter het restaurant bivakkeren een paar enorme hagedissen (soort komodo varanen), van een paar meter lang. Ze krijgen grote stukken rauw vlees en vis toegeworpen, wat ze wild naar binnen schrokken. We maken een korte tocht door de jungle, op zoek naar een grote modderpoel waarin je - naar we hebben gehoord - kunt baden. Dat is goed voor onze huid natuurlijk. Een glibberige tocht door de jungle volgt, over vochtige boomwortels en modderige stenen. Ik glijd een paar keer bijna uit, tot groot vermaak van onze kinderen. In het bos staan metershoge, bruine termietenheuvels. Uit de bomen klinken de mooiste vogelgeluiden, maar de vogels zelf zien we ook hier niet. De poel wordt zonder al te veel inspanning gevonden. Het kost echter wel enige moeite om jezelf te bewegen de modder in te glijden, het voelt erg goor aan in het begin. Als je er eenmaal door bent, is het toch wel bijzonder. Als grijze bosgeesten zijn we daarna door naar het strand gelopen, om in het lauwe zeewater de modder van ons af te spoelen. De avond wordt besloten met een prachtige zonsondergang, met later een regenboog in de verte als bonus. Het is trouwens de hele dag droog geweest, als één van de weinige dagen tot nu toe. 
De volgende dag maken we een uitstapje naar Pulau Kalampunian Damit, ook wel Pulau Ular genoemd, ofte wel: Slangeneiland. Op dit tweede eiland van het groepje van drie komen namelijk uiterst gifige zeeslangen aan land om te paren. Zo'n spektakel willen we ons - na de fraaie show van de orang oetans - niet onthouden. We gaan met een kleine boot over het water, dat turkoois van kleur is. Pulau Ular is een rotsig eiland, met hoge bomen die geweldig mooie hoge, grillig gevormde wortels hebben. Er is geen steiger of iets dergelijks, dus we klimmen zelf van boord en springen via wat rotsen op het zandstrand. Al na een paar minuten klimmen over wat rotsen en lopen over de stenen in het water worden we gewezen op een dikke grijze slang met zwarte strepen, die tussen de stenen verborgen ligt. In totaal zien we zo een drietal suffige slangen, een wat minder spannend tafereel dan we hadden gehoopt: een lichte tegenvaller. Na een kwartier worden we al weer opgehaald en met de boot naar het derde eiland, Pulau Kalampunian Besar, gebracht. 



Het eiland is niet meer dan een langgerekte zandbank, voor een klein deel begroeid met sterke bodembedekkers, die bestaan uit lichtgroene bladeren en taaie stengels. Het is gloeiend heet vandaag, er is geen wolkje aan de hemel en dus is er helemaal geen schaduw. In de verte zie je Pulau Ular als een groene pruik aan de horizon. Op het witte zand liggen wat stukken koraal, stukken wrakhout, een enkele schelp. Na een uur worden we opgepikt en naar Pulau Tiga terug gebracht. 
De volgende dag wordt door een deel van ons gezelschap benut om te snorkelen. Met een boot wordt de open zee opgevaren. Er staat een flinke wind en er is dan ook aardig wat deining. Er worden mooie vissen waargenomen, waaronder een paar clownsvissen en een kleine octopus. Het is aanvankelijk nog mooi weer, maar later op de dag verandert het. 's Nachts ben ik zelfs wakker geworden van de hevige regen, die met harde klappen op het golfplaten dak roffelt. 
Ook de daarop volgende dag is het grijs, grauw en regenachtig. We maken nog wel een laatste jungletocht, met in het begin de letterlijk oorverdovende, monotone herrie van de insecten. 



Dieper in het woud verdwijnt het geluid helemaal. Er liggen grote delen van omgevallen bomen. We moeten ons een weg banen langs modderpoelen, snelstromende beken, enorme boomwortels en reuzenparapluplanten. Er staan planten met stekels zo groot en scherp als breinaalden. We zien honderdduizende kleine mieren, die in kolonne over de zompige grond lopen, slepend met eitjes en gevangen genomen insecten, hun weg vervolgend over de stammen van de woudreuzen en over andere bomen, die op stelten lijken te staan, zo hoog is het wortelstelsel. We zien verhoute lianen in de vorm van kurkertrekkers en lasso's. Hoog in de bomen zitten hier en daar makaken. Op de grond rent een grote, donkergekleurde vogel rond, een soort boskip. We zien een boom met een omtrek van tientallen meters, een sequoia is er niets bij. De dag hebben we later prettig afgesloten met een biertje en een hapje eten in het restaurant. 



De laatste dag op Pulau Tiga is aangebroken, opnieuw met harde regen en wind. Daardoor is het water zeer rumoerig, de golven klotsen op de kust en wandelen soppend over de steigers. Het eerste deel van de boottocht naar Kuala Penyu is dan ook verre van plezierig. De boot stampt en knalt op het water, we schudden heen en weer en de boot kantelt bijna. We zijn bijna allemaal doorweekt. Als we het vaste land van Sabah naderen verandert het weer plotseling, de wind gaat liggen, de donkere lucht breekt open en de zon komt er bij. 

Kinarut 
De vriendelijke dame van het reisbureau in het kantoor bij de steiger helpt ons met het regelen van vervoer: een bus voor zeven personen. Een beetje krap met al die rugzakken, maar het lukt uiteindelijk prima. We komen terecht in Kinarut, een klein dorp aan de kust vlakbij Kota Kinabalu, in een hotel pal aan het strand. Er zit zelfs een zwembad bij. In de lounge staan een paar breedbeeldtelevisies, met tientallen engelstalige dvd's. Een heerlijke laatste dag gehad! Vanaf de veranda van het restaurant kijken we uit op de zee, die hier bruin gekleurd is. Het strand, dat pal onder de veranda ligt, is bezaaid met aangespoelde rommel, wrakhout, kokosnoten en plastic flessen. Er scharrelen wat zwerfhonden rond, die met de kokosnoten spelen. in de verte liggen een paar groene eilanden. Er dobberen een paar boten rond met interessante namen: Kit Cat, Fat Cat en Rasa Ria Cat. Op de veranda blijven we zitten om nog wat te drinken tot het helemaal donker is. Op het strand kunnen we nog net een paar witte reigers ontwaren, die door het ondiepe water stappen. We zien de flonkering van de lampen van vissers, die tot aan hun middel door het water waden, met een lange spies in de hand. Een grote vleermuis fladdert tussen de palmbomen om insecten te vangen. Bij de lichten van het restaurant wemelt het van de motten en nachtvlinders. Er zijn meerdere gekko's op jacht, die de motten razendsnel uit de lucht plukken en deze licht krakend opeten. 



Ook voor ons is het eten in het restaurant gelukkig verrukkelijk! De avond wordt in stijl afgesloten met een tropische hoosbui, die vanuit het niets, na een paar waarschuwende windvlagen, losbarst. De regen houdt echter even snel op als ze is begonnen. De dag van de terugreis begint regenachtig en grijs, maar het knapt snel op. Lekker nog wat gezwommen in het zwembad, wat gelezen, wat geschreven. Aan het eind van de middag worden we met een tweetal taxi's naar het vliegveld gebracht. daar draaien we - symbolisch - Sabah alvast de rug toe.We hebben het heerlijk gehad, en zijn weer danig besmet geraakt met het reisvirus!