Kriskras door Thailand: over land, door de lucht, over water

Gedurende drie en een halve week reizen we met zijn vieren kriskras door Thailand, ieder met de eigen rugzak. We reizen op de bonnefooi en regelen de meeste dingen ter plekke.

Bangkok 
We vliegen rechtstreeks van Amsterdam naar Bangkok en nemen vanaf de Internationale Luchthaven Suvarnabhumi een taxi naar het guesthouse, dat al in Nederland was geboekt. Heerlijk om met de ramen open te rijden en de warmte weer om je heen te voelen. We zien grote reclameborden, enorme foto’s van de koning en andere leden van de koninklijke familie, zwarte beelden langs de kant van de weg met de handpalmen tegen elkaar om je welkom te heten, moderne wolkenkrabbers. Ook veel bontbeschilderde bussen met mangastripfiguren, tuktuk’s, taxi’s, heel veel brommers, voedseltentjes en verkopers van eten en drinken.


 
Thanon Khao San 
Ons guesthouse is in Thanon Khao San, op loopafstand van Wat Pho en het Koninklijk Paleis, en niet al te ver van Chinatown. 



Een drukke straat vol backpackers, restaurants, winkels, kraampjes en eetstalletjes. Prachtig om te zien hoe op straat de maaltijden wokkend worden bereid. Je hoeft alleen maar aan te wijzen welke soort noodles, groenten en andere ingrediënten je wilt hebben. 
Hordes verkopers van spullen die je altijd al had willen hebben, zoals hoedjes, houten kikkers, armbanden, kettingen, sigaretten, aanstekers en nep tatoeages, die je als een kous om je arm moet doen.
Er klinkt overal luide muziek. Er staan taxi’s en tuktuk’s die de toeristen opwachten, al komt er in principe na zeven uur ’s avonds geen voertuig meer in. 
 
Koninklijk Paleis / Wat Phra Kaew 
Bij het Koninklijk Paleis blijkt dat dochterlief niet correct genoeg gekleed gaat. Voor een borg van 100 Baht (ongeveer 2 euro) krijgt ze tot haar ongenoegen een te groot, roomkleurig overhemd en moet ze zich omkleden in een speciale ‘dressing room’. 
We lopen door het reusachtige complex van het Koninklijk Paleis, en zijn al rap verdoofd door de vele indrukken. Genoten van gouden en bontgekleurde chedi’s, rijen gouden Boeddha’s, de overdadige Wat Phra Kaew (de Tempel van de Smaragdgroene Boeddha), demonische reuzenwachters (het is duidelijk wat de Efteling heeft geïnspireerd) en strenge Garoeda’s (half adelaar, half mens).  
De schoonheid zit vooral ook in de vele details: grijze beelden van allerlei dieren en krijgers, kleurige versieringen aan de muren, met goud ingelegde pilaren, magistraal mozaïek, waterbakken met lotusbloemen, lange golvende trapleuningen in de vorm van Naga’s, en dakornamenten zoals de chofah’s, bestaande uit een vogellichaam, een kop en een hoorn. 



Op het terrein lopen vele toeristen met mondkapjes, vanwege de heersende Mexicaanse griep. 
 
Wat Arun 
Om bij Wat Arun (genoemd naar de god Aruna, god van de dageraad) te komen, moeten we met de veerboot naar de andere kant van de Chao Phraya rivier.  



De krakkemikkige houten pier ligt in een buurt waar het onaangenaam ruikt naar een mix van gedroogde vis, riool en rot fruit. Er zijn diverse houten winkeltjes. Wat Arun bestaat o.a. een pagode, die rijkelijk versierd is met stukje porselein. De trap naar boven is zeer steil. 
 
Wat Pho 
Bij Wat Pho is het beleid t.a.v. bedekte schouders en korte broeken een stuk soepeler als bij het Koninklijk Paleis. Opvallend. We zien ook hier vele grote en kleine(re) Boeddhabeelden, waarvan een aantal in plastic zeil is gewikkeld: er wordt namelijk druk geschilderd. Eén van de hoogtepunten is natuurlijk de immense Liggende Boeddha. Ademloos gekeken naar het gouden beeld van 46 meter lang en 15 meter hoog. Wat zijn de voetzolen bijzonder, met de 108 bijzondere tekens (de drie werelden vertegenwoordigend). 
Geluisterd naar het aanhoudende getingel van muntjes, die door de stroom toeristen in metalen potten worden geworpen.  



Er wordt veel verbouwd en onderhouden. Tegen een geringe vergoeding schrijven we onze namen op een dakpannetje, dat in de loop van het jaar op het dak zal worden gelegd, en daar de komende tientallen jaren zal blijven liggen. Een mooi idee om een tastbaar stukje van jezelf hier achter te laten. 
 
Flower Market 
Het hoost terwijl we richting de ‘Flower Market’ lopen. We moeten ons bukken om onder de lekkende kraampjes door te lopen. Overal drupt het, en is het glad. Een aantal stoeptegels ligt los en dat levert natte voeten op. Een rat schiet pal voor mijn voeten het riool in. De bloemenmarkt bestaat uit veel kramen met bloemen in plastic gewikkeld. Vrouwen zitten onder grote parasols op straat bloemen op stokjes te rijgen. Ook is er een groot overdekte markt. Er staan grote zakken, rieten manden en plastic teilen vol met steelloze bloemen.  



Het blijft op de weg terug naar het guesthouse genieten van de tientallen eet- en drinkstalletjes, met koeken, loempia’s, worstjes, saté, in bladeren verpakte gebakken banaantjes, soepen, visballetjes, rijst, noodles, flesjes frisdranken en vers gemaakte vruchtensappen en –shakes. 
 
Via Trang naar Ko Nai 
We reizen met de nachttrein naar Trang, een reis van ruim 15 uur. Van binnen is in het treinstel een mooi samenspel van aluminium bagagerekken en trappetjes en brede zitplaatsen te zien. 



Tijdens de fijne rit worden klaptafels tevoorschijn getoverd, worden koude Chang biertjes en warme rijstgerechten geserveerd, worden de bedden opgemaakt en worden gordijntjes opgehangen. Ingenieus systeem van bedden die naar beneden worden geklapt of die ontstaan na het herschikken van de kussens van de zitplaatsen.  
Bij elke stop komen er verkopers binnen, met ijsgekoelde frisdranken en flesjes bier, vierkante kokoskoeken, zakjes warme rijst met groente en vlees, stukken fruit, en soorten kroepoek. 
Buiten zien we aanvankelijk één grote vuilnisbelt met een aaneenschakeling van krottenwijkjes, bestaande uit zelf getimmerde houten hutjes met daken van golfplaat. Magere honden en katten, hoog op de poten staande kippen met lange nek. Later zien we vooral palmbomen, bananen, rubberplantages, en heel veel frisgroene rijstvelden met hier en daar spierwitte reigertjes. Op elektriciteitsdraden zitten af en toe ijsvogeltjes. 
Vanaf het treinstation van Trang gaan we met een minibusje naar de pier. Mooie rit langs drukke wegen met palmbomen en rubberplantages, soms met nog heel jonge boompjes; in de verte heuvels in de mist. Langs de weg grazen magere koeien, sommigen met vetbulten bij de schouderbladen, anderen met lange puntige hoorns. Op de weg vallen vooral de grote aantallen brommers op, met soms wel vier mensen erop: één ouder voor, één achter en 2 kinderen er als beleg tussenin, geen van allen met helm!

Ko Hai 
Vanaf de pier gaan we met een ‘longtail boat’ naar het eiland Ko Hai. De motor van de boot lijkt op een bovenmaatse staafmixer, bevestigd aan een lange metalen buis. De bootsman gaat er zeer behendig mee om. 



Het is een zeer aangenaam tochtje: het weer is omgeslagen en het is warm en zonnig. Er zijn onderweg kleine eilandjes te zien, slechts bestaand uit grote, groenbegroeide rotsen van kalksteen. Ko Hai ziet er met de prachtige witte stranden tegen een decor van palmen en groene heuvels erg aanlokkelijk uit. 
Een aantal dagen heerlijk uitgerust in onze hutjes, nog geen 30 meter van het strand af.
Het water van de turkooise gekleurde zee is niet spectaculair helder, maar bij laag water zijn bij het koraal toch veel soorten vissen te zien: een deel van de tekenfilm Nemo kunnen waarnemen! 
’s Ochtends vroeg vliegen er tientallen grote neushoornvogels boven het strand, ze gaan van boom tot boom om dan luid lachend weer te verdwijnen. Ze zijn vrij lastig op de gevoelige plaat vast te leggen! 
Overdag gaan we er af en toe eens op uit om het eiland verder te verkennen. 



Op de stranden rennen veel kleine kreeftjes rond, als pluisjes in de wind bewegen ze razendsnel over het zand. Ook zien we diverse kleine heremiet-kreeftjes. 
Op Ko Hai komen jammer genoeg geen apen voor, maar wel slangen: eenmaal is er zelfs eentje in één van de hutten te vinden. Het blijkt later om een ongevaarlijk, dat wil zeggen niet giftig exemplaar te gaan. De slang probeert te ontsnappen via de struiken, maar een medewerker van het resort maakt tot onze grote schrik korte metten met het dier! ’s Avonds kunnen we bijna elke keer heerlijk op het strand eten. Toch hebben we ook een aantal zeer stormachtige dagen gehad, met zware onweersbuien, windstoten en langdurige regenval. Er zijn weinig gasten op het eiland. Af en toe hebben we prachtige, doch kortdurende avondschemeringen! 
 
Chiang Mai 
We gaan een paar dagen later naar Krabi (met longtail boat en minibus). Een leuk plaatsje waar we echter maar kort blijven: we vliegen al na een paar uur door naar Chiang Mai. Vermeldenswaard zijn nog wel de speciale zitplaatsen voor de verkeersregelaars: een paar kuipstoeltjes met een dak als een grote helm erboven. In Chiang Mai vinden we in het oude centrum een relaxed guesthouse (wel met veel Nederlanders), met een grote binnenplaats vol antieke spullen, een go-school, een zwembad, een internetcafé, een restaurant en een eigen reisbureau.    
We reizen veel met de sangtaew, een pick-up met banken achterin en een dak erboven. 



We bezoeken o.a. Wat Hua Kuang, één van de vele prachtige tempels. Ook hier de meest fantastische beelden, versieringen, naga's, dakornamenten en Boeddha's gezien.
Er staan buiten diverse borden met wijze spreuken, zoals: "It is a sad house where the hen crows louder than the cock.", "More haste, less speed."  en "A mind without work is the most troubled." 
Bij de tempels wordt bijna altijd wel iets verkocht: zo zijn er vaak stalletjes met ansichtkaarten, frisdranken en kaarsen. Er zijn ook mensen met vogels in piepkleine mandjes: tegen betaling kun je één of meerdere beestjes weer de vrijheid geven! Tja. 



Verder gebruiken we Chiang Mai tevens als springplank om gedurende een paar dagen een aantal toeristische bestemmingen in de naaste omgeving te bezoeken.

Bo Sang 
Bo Sang is één van de 'Umbrella Villages'. Dat had ik me - eerlijk gezegd - iets romantischer voorgesteld als de grote, overdekte werkruimte waar de paraplu's worden gemaakt, en de nog grotere verkoophal, waar veel meer spullen dan alleen paraplu's en parasols worden verkocht. Een wel erg commercieel circus. Evenzogoed is het prachtig om te zien hoe stukje bij beetje de paraplu's en parasols ontstaan in de vaardige handen van de kunstenaars.   


 
Tiger Kingdom 
In dit dierentuinachtige park in het kleine plaatsje Mae Rim kun je voor een aardig bedrag een kwartier lang met tijgers knuffelen! Jawel. Altijd al willen doen! Er zijn diverse mogelijkheden en combinaties: knuffelen met kleine tijgertjes, leeuwenwelpen (wat doen die eigenlijk in het Tiger Kingdom?), medium formaat tijgers en jong volwassen tijgers. Wij gaan voor de volle mep en laten ons in totaal een uur opsluiten in verschillende kooien, met een gids erbij, een ‘professionele’ fotograaf  en een oppasser. En hoe truttig dit ook allemaal mag klinken: het was een geweldige ervaring!    





Op weg terug naar Chiang Mai bezoeken we kort een ‘Snake farm’, maar dat blijkt een te mooie omschrijving voor een vrij bedroevend parkje, met slangen op sterk water en een aantal roestige kooien met erg trieste dieren: niet alleen slangen, maar ook een makaak, een beo en een grote leguaan. De slangenshow die ook nog werd gehouden was eveneens weinig interessant. 



Alleen het melken van een aantal koningscobra’s was een echt fotomoment waard.

Mae Ping Elephant Village 
Vanuit Chiang Mai rijden we de volgende dag naar het noorden, eerst in de richting van Pai en later richting Fang. Het ‘olifantendorpje’ bestaat uit een groot houten complex met een overdekt restaurant met houten tafels en banken en wat winkeltjes, en uitzicht op een traag stromend bruin riviertje, een aantal meters onder ons. 
Binnen een paar minuten had onze gids een paar olifanten ‘geregeld’. En zo zitten we dan een uurtje op de rug van één van de 50 dikhuiden, die eerst door het water waadt en vervolgens in een buitengewoon sloom tempo door de jungle sjokt. 



Hierbij treedt het dier letterlijk in de voetsporen van één van zijn zeer vele voorgangers, en loopt over een modderig rood pad. De omgeving is mooi, maar wel erg open. We horen vogels, maar zien verder geen enkel dier. 
In een paar hutjes op lange houten palen worden pinda’s en bundeltjes bamboe verkocht, die je aan de olifant mag voeren. 
 
Etnische minderheden 
We gaan naar een klein dorpje tussen Chiang Mai en Mae Hong Son. Het is maar ten dele een authentiek dorp, het is vooral een verzameling van marktkramen, voor de verkoop van beeldjes, kleden, sieraden en kleding! 
Hier zien we een aantal vrouwen met de ‘lange’ geringde nekken. De zware koperen ringen wekken weliswaar de indruk dat de nek langer is dan bij ons, maar het schijnt niet echt zo te zijn. Deze zogeheten ‘giraffevrouwen ‘behoren tot de Padaung, al worden ze liever Kayan genoemd. 
 


Ook zijn er Karen vrouwen met lange, uitgerekte oorlellen. En er zijn vrouwen van andere volkeren, zoals Lisu en Lahu, in het dorpje aanwezig. Tegen betaling vooraf laten ze zich allemaal fotograferen: op die manier kan hun traditionele manier van leven worden gehandhaafd. Het ziet er wel erg fotogeniek uit! Toch geeft het me ook een ietwat ongemakkelijk gevoel van "aapjes kijken”. 
 
Sukhothai 
We reizen van Chiang Mai met de bus via Lam Phun en Lam Pang naar Sukhothai. Mooi, steeds ruiger wordend, heuvelachtig landschap; boomstammen dichtbegroeid met klimplanten; donkere bomen met lange luchtwortels, die als de staarten van neusapen naar beneden hangen; veel bananenplanten; eindeloos veel rijstvelden, omzoomd met hoge, slanke palmen; hier en daar staat een eenzame bromfiets tussen de velden gestald. 
Aan de rand van de stad staan houten huizen op palen in het water, bereikbaar door lange loopplanken. Op de veranda’s staan visnetten te drogen. Vlakbij een marktje staat een metalen kooi met een aap er in. Onder zijn kooi liggen plastic zakjes en de verschimmelde resten van groenten en fruit. Als het droevig makende dier ons ziet hult hij zich in vuile, oranje lompen. 



Ongeveer 15 kilometer buiten het centrum van Sukhothai bevindt zich het Historische Park, van ongeveer 4 vierkante kilometer groot. Hier zijn de ruïnes van het oude Koninkrijk Sukhothai: er zijn de overblijfselen van een groot aantal tempels en van een koninklijk paleis te zien, tezamen met een aantal fraaie Boeddha beelden. 
Bij één van de ingangen zit een oud vrouwtje met een loodzwaar juk, met bananen in één van de twee mandjes. Verderop worden er ook kledingstukken, Boeddha beeldjes en souvenirs verkocht.  



Er heerst een bijzondere sfeer door de aparte combinatie van de restanten van rode bakstenen muren, de gehavende chedi’s, de grote en minzaam kijkende Boeddha’s, de dikke wortelrijke bomen, de rimpelloze vijvers met hoogopgroeiende lotusbloemen, en de puisterige zuilen met gaten erin, waar duiven hun nesten hebben gemaakt.  Extra bijzonder vind ik de grote Boeddha met de goudgeverfde vingers en nagels! Sep had hier 27 jaar geleden ook gestaan en ik kon me de foto’s van destijds nog goed voor de geest halen! 

Op weg naar Nong Khai 
We reizen met de bus via Pithsanulok en Udon Thani naar Nong Khai, een lange reisdag met een paar keer overstappen! Busstations zijn in Thailand levendige plekken, met  etende mensen die op kuipstoeltjes of houten banken zitten te wachten, winkeltjes en eet- en drinkstalletjes.  
 


In het busstation van Pithsanulok loopt een man met katapult rond. Met grote bruine pitten worden hiermee duiven, die in de nok van het dak zitten, verjaagd. Zoonlief mag het ook eens proberen, onder grote hilariteit van de passagiers. 
Het heuvelachtige landschap wordt weer gedomineerd door rijstvelden. Prachtig om te zien hoe de heuvels worden gereflecteerd in het water waarin de jonge rijstplantjes staan. 



We zien grote bamboes, die als struisvogelveren uit de bomen en struiken steken. Er zijn ook gebieden waar alleen maar maïs wordt verbouwd. In weer een ander deel van de provincie staan veel kwekerijen van bloeiende planten. Onder laaghangende doeken, die aan stokken zijn bevestigd, staan de planten in de volle grond of in plastic potjes naast elkaar.
 
Nong Khai 
Nong Khai is een rustig stadje aan de Mekong, de snelstromende roodbruine rivier die Thailand van Laos scheidt. Er loopt een lange promenade langs de rivier. Er zijn balustrades en pleintjes met stenen trappen naar beneden. 



Er is een overdekte markt, de Tha Sadet markt. De koopwaar, die hier iets te netjes is uitgestald, bestaat vooral uit souvenirs, elektronica, horloges, en in plastic verpakte etenswaren.

We gaan naar Sala Kaew Ku, een excentriek, religieus beeldenpark. De grijze beelden (sommige zijn wel 20 meter hoog!) zijn - naar verluidt - gemaakt door een groot aantal amateurs, onder de bezielende leiding van de uit Laos afkomstige shaman Luang Poo Boun Leua Sourirat. Nog nooit eerder zo’n bizarre verzameling gezien, met o.a. beelden geïnspireerd op Boeddha, Shiva en Ganesh.  



Er is een beeld van een grote open mond, die als tunneltje fungeert naar een kleine, cirkelvormige beeldentuin: het rad van het leven, met beelden die geboorte, ziekte en dood verbeelden. Het zonnige en groene terrein, met een grote vijver vol koikarpers en meervallen, wordt beheerst door een Boeddha onder een geweldige zevenkoppige Naga. We hebben er met open mond rondgelopen. 

’s Avonds eten en drinken we wat op een boot, die een stukje de Mekong afvaart. We zien de 1200 meter lange Vriendschapsbrug in de schemering. In het schemerdonker zien we boven Laos een onweersbui losbarsten.  



Na een spontaan ingelaste rustdag maken we een tocht langs een aantal dorpen aan de Mekong. De route gaat van Tha Bo via Sri Chiang Mai naar Sangkhom. In elk dorpje hangen speakers aan palen. Iedere dag klinkt daaruit het Thaise volkslied, ’s ochtends en ’s avonds. Ook worden door de leider van het dorp eenmaal per dag de locale nieuwsberichten voorgelezen. Onderweg zien we rubberbomen en een ananasplantage, met eindeloze rijen met die stekelige planten. Bij de meeste huizen staan grote aardewerken potten met een deksel erop. Hier wordt het regenwater opgeslagen.  
De weg is soms maar een meter of tien van de rivier af. De oevers aan de kant van Laos zijn jungleachtig ruig begroeid. We stoppen bij een paar tempels, waar wassen beelden te zien zijn van een monnik, die veel voor dit deze regio heeft betekend. Bij één van de tempels, bereikbaar via een glibberige en zanderige weg vol kuilen hebben we prachtig uitzicht op de Mekong, die zich lijkt te splitsen. In de bomen springt een grijze eekhoorn van tak naar tak. We zien een paar grote duizendpoten en een wandelende tak. Bij de tempel staat ook een grote gong, waar we drie keer op slaan: dat brengt immers geluk!  
 
Ayutthaya / Lopburi 
We gaan met de nachtrein naar Ayutthaya en komen ’s ochtends heel vroeg aan. Te vroeg, want sommige guesthouses zijn nog dicht! Toch vinden we er weer eentje, een heel gezellige met fris ruikende, hoge kamers met mintgroene houten wanden, een ventilator aan het plafond en een aparte toilet- en doucheruimte. 
Een buitengewoon aardige, mollige vrouw verzorgt een uitgebreid ontbijt met toast en eieren, koffie, thee en jus d’ orange. 


 
We gaan met de trein heen-en-weer naar Lopburi. Wat weer een geweldige rit! Verkopers lopen af en aan door de trein met dienbladen met worstjes, eieren en visballetjes op stokjes, met emmers boordevol ijsgekoelde blikjes frisdrank en bier, met rieten manden met plastic zakjes gedroogde groenten, fruit en andere etenswaren, met in bananenbladeren verpakte hapjes, met grote plastic zakken gevuld met groene en rode frisdranken met ijsklontjes, met zakjes gekookte eieren en pinda’s, met gebraden stukjes kip en maïs in een zakje. 
Buiten zien we een aaneenschakeling van rijstvelden, waarin we nu veel ooievaars en kleine en grote witte reigers zien. 
Doel van de trip naar Lopburi zijn de ruïnes van San Phra Kan, die door een grote groep apen (soort makaken) worden bevolkt. Van het station laten we ons vervoeren met een riksja, weer eens wat anders! We kunnen onze ogen maar amper geloven als we de apen zien op het omheinde terrein en op de muren van de oude tempel. Maar ze zitten ook op elektriciteitslijnen, op huizen, in vensterbanken en op hekken, en ze lopen gewoon over straat. Bij een kiosk kun je plastic zakjes met zonnebloempitten kopen om de apen te voeren, maar voordat je het weet is het hele zakje uit je handen gegrist. 
We zijn ook in de ruïnes geweest, waar de apen angstvallig worden buitengesloten. Prachtig om ze te zien zitten tegen de tralies aan: zij buiten en wij binnen! 



Aan de plafonds hangen kleine vleermuizen. Ook staat er een Boeddhabeeld, zonder hoofd.
 
Pak Chong 
Opnieuw met de trein, nu naar Pak Chong, om van daaruit naar het Khao Yai National Park te gaan. Ik zie onderweg roodbruine omgeploegde akkers en maïsvelden. De magere, bonkige koeien die staan te grazen blijven fascinerend. Dan wordt het landschap merkbaar ruiger. Met klimplanten overwoekerde boomstammen, lianen, wilde struiken. De heuvels die langs het raampje snellen lijken met broccoli beplakt te zijn.
Vanuit het guesthouse dat we vinden worden tours van anderhalve dag geregeld, waarvan een hele dag in het National Park. ’s Middags bezoeken we eerst een bron, maar we zijn niet de enigen: op zondag gaat de locale bevolking ook massaal het water in. Het grote verschil: zij gaan geheel gekleed te water, wij in zwemkleren! Vervolgens bezoeken we een tempel, en krijgen uitgebreid uitleg van een strenge gids, die geen tegenspraak duldt en 100 procent aandacht wil. We hadden nog geen tempels gezien in Thailand. Pfft. We dalen af in een grot, waar zich een aantal Boeddhabeelden bevindt. De grot werd voorheen door monniken gebruikt om te mediteren.  
 
Tot slot gaan we naar een vleermuizengrot, een donkere spelonk die zich op tientallen meters hoogte in een heuvel bevindt. Het begint aarzelend met een paar tientallen vleermuizen die door de grot worden uitgespuwd, maar al gauw is het een constante stroom van dieren die de grot verlaten en op jacht gaan. 
Het blijkt een kwestie van jagen en gejaagd worden: zelfs nog voordat de vleermuizen uitvliegen, zijn er diverse roofvogels in de buurt. Die plukken even later met het grootste gemak hun fladderende prooi uit de lucht. 
Het duurt normaliter meer dan een uur voordat de hele kolonie (ongeveer 2 miljoen dieren) buiten is! Wat een schitterend gezicht om die zwermen van zwarte stippels tegen de gekleurde lucht te zien! 



Khao Yai National Park 
De volgende ochtend gaan we met een pick-up naar het park. Onderweg zien we langs de kant van de weg een man met een olifant lopen. Bij het bezoekerscentrum krijgen we speciale sokken, die we over onze eigen sokken en over onze lange broeken moeten doen: maatregel tegen de veelvuldig voorkomende bloedzuigers. Vanuit de pick-up, waar we gewoon op de neergeklapte laadklep kunnen staan, hebben we o.a. gibbons, twee soorten makaken, schorpioenen, neushoornvogels, een paar zeer giftige slangen en een olifant gezien. 



Hoogtepunt van de dag is een overstekende luipaard, die we helaas niet allemaal hebben waargenomen. Het enthousiasme van gids Jim is echter zo aanstekelijk, dat het eigenlijk niet eens uitmaakt! We hebben ook een trek gelopen, waarbij we helaas geen apen en vogels hebben gezien. Op een aantal boomstammen staan de klauwsporen van een honingbeer. 
We zien wel duizenden soldatenmieren, die in een langgerekte stroom door de jungle trekken om de miereneitjes in veiligheid te brengen: er is regen op komst. Verder zien we dikke duizendpoten, die zich als een bruin knikkertje oprollen als ze worden aangeraakt. Bemoste bomen van tientallen meters hoog, met ingewikkelde wortelstelsels. Lianen die helemaal verhout zijn. In elkaar gedraaide stammen, die één boom lijken te vormen. We krijgen uitgebreid en deskundig uitleg bij een aantal bomen en planten en proeven diverse voor ons onbekende vruchtjes. Om een lang verhaal kort te houden: dit park was geweldig! 
’s Avonds laat gaan we met de bus terug naar Bangkok, waar we nog één dag van de levendige taferelen op Thanon Khao San hebben genoten!